Mis poes!

Het is zomer en het raam staat open.

He Marie, roept Tonnie, zullen we een wedstrijdje doen wie de meeste vliegen kan vangen?

Ja leuk! Roept Marie en ze springt gelijk de lucht in.

Hebbes, roept Tonnie, ze heeft het eerste vliegje te pakken.

Yes, ik ook, roept Marie en ze slaat met haar poot tegen het raam.

Tonnie rent ondertussen de keuken in. Ai, mis. En ze springt nog eens.

Haha, ik heb hem lacht Marie, en ze steekt haar tong uit naar Tonnie.

Nu ik weer, roept Tonnie en ze neemt een aanloop en maakt dan in de lucht een halve draai.

Wow wat een mooie sprong, roept Marie onder de indruk.

‘Au’ roept Tonnie, ‘wat was dat nu voor vreemde vlieg? Het was net alsof ze geprikt werd. ’Nou ja, Tonnie heeft geen tijd om hier lang over na te denken. Daar ziet ze alweer een nieuw vliegje en ze neemt een aanloop. Hebbes!

Maar na twintig vliegen beginnen ze wel een beetje moe te worden. Marietje hijgt en roept: pff, zullen we een pauze inlassen. Ik moet even liggen. Tonnie lijkt het ook een goed idee en ze gaat languit op de grond liggen. Haar poten opzij van haar lichaam zodat ze goed kan afkoelen. Marie ligt tegenover haar. Hee, roept ze opeens naar Tonnie: wat zie jij er vreemd uit. Het lijkt wel alsof je snuit aan de linkerkant helemaal opgezwollen is. Huh, zegt Tonnie, en ze voelt verbaasd met haar poot aan haar neus. Inderdaad, dat voelt raar alsof het veel dikker is dan normaal. Het doet zelfs ook wel een beetje pijn. Wat zou dat nou geweest kunnen zijn? Ze loopt naar de spiegel en kijkt er in. Wat ziet ze er vreemd uit. Marie vind het stiekem wel een grappig gezicht. Haha, jij bent echt raar, lacht Marie. Nou, piept Tonnie, dat is niet leuk! Ik wil niet zo’n vreemde snuit houden. Wat zou het geweest kunnen zijn? Een van de vliegen? Maar die bijten toch niet?

Of was het misschien geen vlieg maar een wesp geweest die ze gebeten heeft?

Blauw bloed

Tonnie en Marie staan voor de spiegel en kijken naar zichzelf.

Eigenlijk heet ik Antoinette, zegt Tonnie.

‘Oh?’ Zegt Marie. ‘Nou en?’, en ze veegt met haar poot over haar oor waardoor die dubbel klapt.

Het betekent dat ik eigenlijk heel sjiek ben.

Ik heb anders blauw bloed.

Ben jij van adel? Vraagt Tonnie.

Ja, in mijn paspoort staat dat mijn vacht kobalt kleurig is met rood.

Echt? Lacht Tonnie. Staat dat er in? Jij bent toch gewoon grijs met een paar rode vlekken op je zij.

Kijk naar jezelf, jij ziet er eerder uit alsof je zo uit de lappenmand komt met je zwart, rood en wit helemaal door elkaar.

We zijn anders wel zusjes hoor, zegt Tonnie en ze steekt haar tong uit naar Marie.

‘Ik weet anders wel mooi dat we zijn geboren in de grachtengordel van Amsterdam in een heel mooi huis.

Ja dat weet ik ook. En dat onze oma een echte raskat was.

Maar ja, toen is het mis gegaan.

‘Er kwam rood bloed in de blauwe lijn.’

Schijnbaar vielen onze oma op een rode kater en onze moeder had dezelfde zwakte.

Nou ik vind het anders ook maar wat mooi hoor. Rood met blauw.

‘Nee, zwart wit en rood. Dat is pas mooi! Kijk eens hoe mijn vacht glanst.’

Wij zijn alle kleuren samen.

Ja wij zijn veel mooier dan alle raskatten van de hele wereld bij elkaar.

Wij hebben tenminste niemand die op ons lijkt.

Precies wij zijn uniek.

Laten we nog eens goed naar onszelf kijken.

Naar het toilet

‘Oei, Marie, ik moet zo nodig!’ roept Tonnie.

‘Wat moet je zo nodig?’ vraagt Marie en ze kijkt verbaasd op. ‘wil je wat eten?’

‘Nee, niets eten, ik moet zo nodig!’ roept Tonnie en ze springt op en neer.

‘Het mag hoor, wat eten, hier kom maar, ik ben zo klaar’, zegt Marie en ze neemt nog snel een hap uit haar bakje.

‘Nee’, roept Tonnie, nu een beetje boos, ‘dat bedoel ik niet, ik moet zo nodig, snap je?’ Ondertussen loopt Tonnie als een ijsbeer door het huis. Ze krabt met haar poten op de vloer.

‘Nee, ik snap het niet, waarom doe je zo raar, Tonnie?,’ zegt Marie, ‘houd op met dat ongedurige gedoe, kom op de bank liggen.‘

Ik kan het bijna niet meer ophouden, schreeuwt Tonnie nu, ik moet zo nodig!

‘Maar wat dan? Moet je zo nodig ergens heen?’ vraagt Marie. ‘Waar dan?’

‘Nee, ik moet nergens heen! Ik kan me helemaal niet meer concentreren, ik moet zo nodig. Pas dan kan ik weer ergens heen.’

‘Ik snap echt niets van je, Tonnie,’ zucht Marie, ‘wat is nu het probleem?’

‘Snap je dan echt niets? Ik moet naar de WC! roept Tonnie.

Naar de WC? Maar, dan kan je toch hier gewoon om het hoekje? Daar is de bak. Ik snap inderdaad helemaal niets. Marie haalt haar schouders op.

‘Die bak is vies. Ik durf er niet meer op. Het baasje had het gister moeten verschonen. Ik snap niet hoe hij dat nu kan vergeten. Nu kan ik niet naar de wc.

Aaah en ik moet zo nodig! Tonnie barst bijna in snikken uit.

‘Gewoon je neus dicht knijpen, en niet nadenken, dat doe ik ook zo vaak.’ Zegt Marie en ze slaat een poot om Tonnie heen.

‘Maar ik vind dat echt vies, ik kan het gewoon niet,’ Piept Tonnie, ‘dan komt die viezigheid aan mijn poten en ik kan nergens een goed gat graven. Nee, ik wil het niet. Ik houd het wel op, tot het baasje vanavond thuis komt.’

‘Ja, dat moet dan maar’, zegt Marie. ‘Probeer maar zoveel mogelijk aan andere dingen te denken..’

Maar ik vind het zo moeilijk, ik kan het bijna niet meer ophouden.. roept Tonnie en van gekkigheid rent ze door het huis. Maar dan ziet ze iets, ze stopt, ‘Oh daar is een grote bak met schone was van het baasje.’ Hij staat onder het bureau geschoven. ‘Als ze daar nu voorzichtig een heel klein plasje zou doen, dat heeft toch vast niemand door?’ En heel stiekem loopt ze naar het bureau toe. Ze kijkt over haar schouder, Marie ligt op de bank en heeft haar ogen alweer dichtgedaan. Ze sluipt er naar toe en gaat er inzitten, net alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Ze snuift even, ‘mmm wat ruikt dat heerlijk fris die was’, en dan voelt ze hoe alles zich weer ontspant in haar lichaam. ‘Aaah, wat een opluchting.’

’s Avonds zitten de baasjes op de bank. Ze kijken al de hele tijd om zich heen. ‘Wat is dat toch voor een geur? Waar komt dat vandaan. Iets ruikt hier niet fris.’ Ze lopen door huis en zoeken overal. Maar opeens roept het baasje: ‘oh nee, wat is hier nu weer gebeurd? Tonnie, ben jij dat geweest? Foei, je weet toch dat dat niet mag? Nu stinkt alles naar kattenpis en moeten we onze kleren nog eens wassen.

Tonnie kijkt sip. Haar staart gaat naar beneden en haar kop richt zich naar de vloer. ‘Maar’, mompelt ze, ‘jullie hadden de kattenbak toch moeten verschonen? Het is jullie schuld. Snappen jullie dat niet?’

Vieze dingen doen

‘Ik heb dorst’, zucht Marie.

‘Ja, ik ook’, zegt Tonnie, ‘het is warm, ik wil wat drinken’.

‘Maar dat water in ons bakje, dat is zo lauw, ik heb behoefte aan wat fris’, zegt Marie.

‘Maar waar halen we fris water vandaan?’ Vraagt Tonnie.

‘Aha, hier op tafel, staat een vaas met bloemen,’ roept Marietje blij en ze springt met een plof op tafel. Ze duwt haar gezicht tussen de bloemen, echt gemakkelijk is het niet om hieruit te drinken. Ze buigt nog wat naar voren, maar dan BOEM, de vaas valt om. Al het water stroomt over haar heen, en over de papieren die op tafel liggen.

‘Oei’, roept Tonnie, ‘dat is niet echt slim van je Marietje. Kom snel hier.’

Marie springt van tafel en schudt zich uit. De druppels vliegen door de kamer.

‘Nu hebben we nog niets te drinken, zegt Tonnie, ‘laten we eens in de keuken kijken.’ En ze springen samen het aanrecht op. Daar staan nog een paar kopjes met water er in om de koffie een beetje los te weken. Tonnie probeert er haar kop in te steken, maar dan, OEPS, daar gaat iets mis, de kopjes vallen om. Tonnie springt snel van het aanrecht.

‘Wat nu,’ denkt Tonnie, ‘welke mogelijkheid blijft er nog over?’ Moeten we toch maar dat lauwe water opdrinken? Marie, wat denk jij?’ Vraagt ze.

Maar Marie is de kamer al uitgelopen. ‘Marie’, roept Tonnie, ‘waar ben je?’

‘Hier,’ roept Marie vrolijk, ‘bij het water, kom, ik heb fris water gevonden!’

‘Wat, echt waar?’ Tonnie rent snel op het geluid af. Daar ziet ze Marie zitten, ze is in de wc-pot gesprongen en drinkt het water op.

‘Lekker fris water’, roept Marie blij.

‘Oei Marie’, roept Tonnie, ‘kijk maar uit dat de baasjes het niet zien, want die vinden dat helemaal niet fris!’

‘Kom het maar eens proeven, nu is het jouw beurt, zegt Marie en zij springt er uit. Met haar natte poten loopt ze door het gangetje weer naar de huiskamer waar ze op de lichtgele bank springt.

Tonnie heeft dorst en wil het wel proberen. Ze springt op de rand van de wc-bril en buigt zich met haar hoofd voorover in de wc-pot om bij het water te komen.

Maar dan hoort ze een deur dicht slaan, van schrik weet ze niet wat nu moet doen, en niet veel later klinkt er een luide stem: ‘Katten, wat hebben jullie nu gedaan? Alles zit onder het water. De hele vloer is nat. En oh, Marie, jij bent ook helemaal nat, ga nu van die bank af! Viespeuk!’

‘Oh jee,’ denkt Tonnie, ‘ik moet hier zo snel mogelijk weg!’

Maar het is al te laat, daar is het baasje. ‘Tonnie, verdorie, wat doe jij voor iets smerigs? Scheer je weg, uit de toilet jij! Je kan water uit je bakje drinken, niet uit de toilet, ben je helemaal betoeterd!’

Plaatjes draaien

Tonnie en Marie zijn alleen thuis. De baasjes zijn naar hun werk. Ze hebben het huis weer eens voor zichzelf.

‘Wat zullen we eens gaan doen vandaag?’ vraagt Tonnie.

‘We kunnen proberen een muis te vangen?’ zegt Marie.

‘Hmm, maar die zijn er bijna nooit hier in huis’, zegt Tonnie. ‘Nee, ik wil iets spannenders.’ En ze strekt haar benen en rent hard door het huis heen.

‘Woei, dat gaat lekker.’ Marie rent er achteraan. Het is inderdaad fijn om door een leeg huis heen te rennen.

‘Ik pak je staart’, roept Marie.

‘Laat dat’, lacht Tonnie, en ze rent nog wat harder. Marie haalt haar toch in en springt boven op haar.

‘Aah, niet doen!’, roept Tonnie en ze vecht terug. Ze weet te ontsnappen en bedenkt dan iets slims. ‘Hup, ik ga de boekenkast in.’ Ze springt de bovenste plank op.

‘Hoei, dat is hoog. Hoe moet ik nu weer naar beneden?’ Tonnie aarzelt. Het enige wat ze ziet is de platenspeler. Maar de platenspeler daar mag ze echt niet op van het baasje. Als hij dat ziet dan begint hij altijd hard te schreeuwen. ‘Wat moet ik nu doen?’ vraagt Tonnie zich af. Maar Marie zit al achter haar, die is ook naar boven gesprongen. Ze moet wel naar beneden.

‘Vooruit, dan moet het maar, het baasje is er toch niet’ en ze knijpt haar ogen dicht. Met een sierlijke sprong springt ze naar beneden, precies bovenop de platenspeler. Woei, dat geeft een lekker gevoel. Het dingt draait. Ze wordt er een beetje duizelig van. Ze springt snel op de luidspreker die er naast staat. Dan is de beurt aan Marie. Die springt zonder nadenken, plof, midden op de plaat.

‘Heee, wat is dat leuk!’ Roept ze verrast uit. ‘Wat een goed spel Tonnie, ik doe het nog eens’ en ze rent weer naar de boekenkast.’

‘Nee, nu is het mijn beurt!’ roept Tonnie en ze rent hard om Marie in te halen. Zo spelen ze de plaat in een middag helemaal grijs. Als het baasje ’s avonds thuis komt en muziek wil opzetten, ziet hij dat er allemaal krassen op de plaat zitten. ‘Hoe kan dit nu weer?’ Moppert hij. ‘Tonnie, Marie, wat is hier gebeurd?’ Maar die liggen heerlijk opgerold tegen elkaar aan op de bank en knijpen hun oogjes dicht.

Schoonmaakbeurt

‘Tonnie! Marie!’, roepen de baasjes, ‘Kom eens hier, vandaag krijgen jullie een schoonheidsbehandeling!’ Tonnie en Marie kijken loom op. Het is een veel te warme dag om dingen te moeten. Maar als Marie ziet dat het baasje een borstel in de hand heeft, rent ze gelijk weg. ‘Ga weg daarmee!’ Het baasje gaat daarom eerst maar naar Tonnie. Die ligt lekker op de bank.

‘Kom maar’, zegt het baasje en ze geeft Tonnie een aai met de borstel.

‘Mmm’, zegt Tonnie, ‘wat is dit voor heerlijke massage, doe nog maar eens’, en ze rekt zich nog wat meer uit. Ze strekt haar poten, haar hele lichaam uit en duwt haar kop nog wat verder omhoog. De borstel glijdt over haar vacht. De haren vliegen door de lucht. Zwarte, witte, rode.

‘Het is tijd voor een zomervacht, Tonnie. een coupe du soleil.’

‘Dat lijkt mij ook een goed idee’, snort Tonnie, en ze draait zich om zodat ook de andere kant van haar lichaam verzorgd kan worden. Er blijven maar haren uitkomen.

‘Tonnie, je lijkt wel twee keer zo klein geworden!,’ roept het baasje uit als ze klaar is met borstelen, ‘maar het staat je goed, kijk maar hoe je vacht glanst.’ Tonnie strekt zich uit en schudt de overgebleven haren de lucht in.

‘Nu ben jij aan de beurt, Marie!’ roept het baasje. Maar, waar is Marie? Net was ze er nog. Marie heeft zich verstopt achter de wasmachine. Ze moet er niets van weten, van dat poezelige gedoe. ‘Kom zeg, dat is niets voor haar.’

Maar dan klinkt het gerammel van een bakje eten, en Marie vergeet waarom ze ook alweer verstopt zat en rent de kamer in. ‘Ahaa, daar ben je’, roept het baasje, en ze pakt Marie stevig vast. ‘Kom maar Marie, nu is het tijd voor jouw schoonheidsbehandeling.’ En de borstel gaat door haar wollige vacht. ‘Brr, dat voelt niet fijn’. Marie probeert zich te concentreren, op zich is het wel fijn als ze wat haren kwijt is, maar dat houdt ze niet lang vol. ‘Oei, het irriteert te erg die borstel, weg ermee’, en voor ze het door heeft, slaat ze uit met haar poot. ‘Weg borstel!’ Als er dan nog een keer over haar vacht wordt gestreken, doet ze het nog eens. In het wilde weg slaat ze hard uit.

‘Au’, roept het baasje hard, ‘er zit een grote kras op mijn hand. Er komt rood bloed uit.

‘Nou, Marie, dan niet, dan blijf jij maar een wollige warme kat.’

‘Mooi zo’, denkt Marie, ‘precies zoals ik het wil’, en ze strekt zich nog eens uit en draait zich om.

Op vakantie

Tonnie zit nog altijd op de kast. Marie trekt haar eigen plan.

‘Tonnie’, zeggen de baasjes, ‘we weten het goed gemaakt. We zorgen dat je wat rust krijgt. Jullie gaan op vakantie. Dan kunnen jij en Marie een tijdje in een huis leven zonder baby. Alle ruimte om te doen waar jullie zin in hebben. Is dat geen goed idee?’

Tonnie en Marie kijken elkaar aan.

‘Vakantie, weet jij wat dat is?’, vraagt Tonnie aan Marie.

‘Nee’, zegt Marie en ze haalt haar schouders op, ‘maar ik zag wel dat er twee koffers voor ons klaar staan. Dus ik denk dat we ergens heen gaan.’

‘Ergens heen?’, zucht Tonnie. ‘Hmm, ik hoop maar dat het daar leuker is dan hier, want die kast begint me wel te vervelen.’

‘Nou, ik ga eens kijken of die koffer een beetje een fijn plekje is’, zegt Marie en ze kruipt er in.

Het is er best aangenaam, maar voordat ze de boel goed en wel verkend heeft, verschijnt er opeens een hand en de uitgang wordt dichtgeritst. Nu kan ze er niet meer uit! Marie krabbelt aan de koffer. Tonnie heeft niet de kans om dit goed te zien, want tegelijkertijd wordt zij door het andere baasje opgetild en ze glijdt over het kussentje de andere koffer in.

‘Grrrr’, laat ze weten. Ze is het er niet mee eens, altijd gebeurt er weer iets dat je niet verwacht. De baasjes pakken de twee koffers en lopen de trap af. Een stroom koude wind komt door het rooster heen. Brrr, dat geeft een gekke rilling.

Dan gaat er opnieuw een deur open en ze worden op de achterbank van een auto gezet.

‘Waar zijn we?’, roept Tonnie, ‘Laat mij er uit!

Dan klinkt er een gek geluid, BROEM, de auto start en komt in beweging.

‘Voel jij dat ook?’, piept Marie, ‘ik krijg zo’n gek gevoel in mijn maag.’

‘Ja’, kreunt Tonnie, ‘Vakantie, ik vind er niets aan!

‘Stil maar’, zegt het baasje, en ze legt een hand op iedere koffer. ‘We zitten in de auto, we zijn er zo.’

‘Het duurt anders maar wat lang’, bromt Tonnie, en ze slaat met haar nagels tegen de koffer.

Maar inderdaad, niet veel later mogen ze er alweer uit. Ze vliegen zowat de lucht in. ‘Aaah’, gilt Tonnie, ‘ik voel me een beetje duizelig!’

‘Eindelijk frisse lucht!’ roept Marie blij.

Dan komen ze in een nieuw huis. Een huis met veel verschillende kamers. Marie springt gelijk uit haar koffer en gaat op onderzoek uit. Tonnie blijft ineen gedoken zitten in de koffer. Zij wacht wel tot Marie de boel verkend heeft. Het ruikt hier zo anders dan thuis.

Marie heeft al snel door hoe alles werkt.

‘Kom Tonnie’, zegt ze, ‘wees maar niet bang! Ik zal je laten zien waar je het eten kan vinden.’

Voorzichtig steekt Tonnie haar kop uit de koffer. Sluipend maakt ze een rondje door het huis. Het is niet gevaarlijk, maar het voelt toch vreemd hier. Alsof er elk moment iets kan gebeuren. Poink, van ieder gek geluidje dat ze hoort, maakt ze zowat een sprongetje. Voor de zekerheid zoekt ze eerst maar een veilig plekje hier in huis. Boven op de cv-ketel. ‘Zo, daar kan niemand bij!’ ‘

Hè’, roept Marie, ‘wat doe jij daar nou zo hoog? We zijn op vakantie hoor!’

Maar Tonnie mist het thuis nu al. Daar had ze tenminste alle ruimte boven op de boekenkast. En er lopen hier twee vreemde mensen door huis, die ruiken misschien nog wel vreemder dan die gekke baby. En ze zijn ook veel strenger, want juist als ze eindelijk aan het spelen zijn, worden ze weer weggejaagd.

‘Nee, ga weg daar, roepen ze, die bank is nieuw, afblijven! Terwijl het nu juist zo fijn was om daar je nagels in te zetten. Tonnie en Marie zuchten, ‘wat moeten we nu dan doen?’

Tonnie bedenkt een nieuw plan. Misschien is het wel weer eens fijn om in de gordijnen te klimmen. In de badkamer hangt een mooi blauw gordijn. Ze neemt een aanloop en rent er met een vaart op af. HOP daar springt ze omhoog, maar dan, ROETSJ met een noodvaart schiet ze weer omlaag. ‘Wat is dit nou?’ Tonnie kijkt verbaasd. Het gordijn is doormidden gescheurd. Marie komt aanrennen. ‘Maar dit is toch ook geen gordijn’, roept Marie uit, ‘dit is om het water tegen te houden.’

‘Pfff’, zucht Tonnie, ‘waarom is alles toch altijd anders dan je denkt?’

‘We zijn op vakantie’, zegt Marie, ‘dan hoort alles anders te zijn.’

Tonnie heeft geen zin meer in vakantie, ze telt de dagen af, ze wil naar huis.

Wat duurt het lang, maar dan als ze het al bijna heeft opgegeven, gaat daar plotseling de bel. Daar zijn de baasjes weer! Tonnie springt zowat in hun armen en ook Marie is eigenlijk wel blij. Deze keer vinden ze het ook helemaal niet erg weer in de koffer te gaan. Eindelijk weer naar huis!

Thuis springen ze direct uit de koffer. ‘ Wat fijn om hier weer te zijn!’, roept Tonnie. ‘ Kijk, daar is de bank om op te liggen, daar is mijn kattenbak, en oh daar is de baby ook, nou ja die hoort er ook gewoon bij. Wat is ze blij om weer thuis te zijn! Ik wil hier nooit meer weg! En van vreugde rennen Tonnie en Marie heel veel rondjes door de kamer.

Of toch niet?

Een paar weken lang was het best leuk met een baby in huis. Tonnie vond het nu fijn om er tegen aan te liggen en Marie likte de geknoeide poedermelk van de grond en sliep als een prinses in de wieg van de baby. Alles leek onder controle te zijn, je moest gewoon snel uit de buurt gaan als het begon te huilen en een van de baasjes stopte dan wel een speen in de mond van de baby. Maar nu leek er plotseling weer iets veranderd te zijn in huis. Het leek wel alsof de baby hun opeens kon zien! Elke keer als Tonnie of Marie op bed sprongen of op het speelkleed van de baby, draaide het zich om en stootte het een kreet uit. Eerst dachten ze nog dat het toeval was, maar niet veel later, werd het nog opdringeriger. De baby had opeens een manier bedacht om zich in een reuze tempo door de kamer te schuiven. Als ze Tonnie of Marie zag dan kwam ze gelijk in beweging en schoof ze er als een soort van zeeleeuw direct op af. ‘He, wat is dit nou’, riep Tonnie tegen Marie. ‘Het lijkt wel alsof de baby het op ons gemunt heeft.’ ‘Ja’, riep Marie, ‘volgens mij wil ze mijn staart afpakken. Elke keer als ik langs kom probeert ze hem te grijpen.’ ‘Mij volgt ze tot onder de bank, ik moet elke keer wegrennen als ze in mijn buurt is!’ zei Tonnie. ‘Maar wat ik het allerergste vind, zei Marie, is dat ze mijn eten opeet als ik niet uitkijk.’

Tonnie voelde de stress alweer door haar lichaam schieten. Dat gehuil, ook al is het minder, werkte op haar zenuwen, en dan was er nu ook nog de angst dat er plotseling aan je staart wordt getrokken.

‘Marie, ik kan er niet meer tegen, zegt ze, ik ga een tijdje boven op de boekenkast zitten. Daar ben ik tenminste veilig.’

He, wat ongezellig, zegt Marie, maar goed ik begrijp je wel. Kom je ’s nachts wel naar beneden als iedereen ligt te slapen? Dan kunnen we dan samen spelen. ‘Ja dat zal ik doen’, zegt Tonnie en ze springt boven op de kast.

De baasjes vinden het maar vreemd. Wat moeten we hier nu mee, denken ze. Moeten we ons zorgen maken? Moeten we misschien met Tonnie naar de dokter? ‘Tonnie, kom maar naar beneden’, roepen ze, maar Tonnie luistert niet, die blijft lekker boven op de boekenkast zitten tot iedereen slaapt en niemand aan haar staart kan trekken.

Er zijn ook voordelen

Langzaam begon het te wennen met dat nieuwe wezen in huis. Het huilen werd minder, de geur was nu niet meer zo vreemd en de bewegingen van dat wezen werden steeds voorspelbaarder. Het enige wat wel echt jammer was, was dat Tonnie en Marie ’s nachts niet meer van de baasjes in bed mochten slapen. Als ze dat probeerden, trok het baasje hard aan de deken en vlogen ze door de lucht.

Wel ontdekte Tonnie en Marie dat het ook voordelen had een baby. Het bracht allemaal spullen in huis die zij ook best wel leuk vonden. In een wieg kan je heerlijk slapen, op de commode kan je perfect in het zonnetje liggen en melkpoeder is voor Marie het lekkerste wat er is. ‘Mmm..’ En slapen tussen babykleertjes in de la van de commode, dat is ook niet verkeerd.

Tonnie vond het allemaal nog iets lastiger, maar zij kon niet ontkennen dat ze blij was met de nieuwe gordijnen in de babykamer. Lekker stevig, een ideale stof om in te klimmen. En ze moest stiekem toch ook wel toegeven dat de wieg inderdaad heel fijn was om in te slapen, als ze daar in kroop viel ze altijd gelijk in slaap.

En op een gegeven moment won toch ook haar nieuwsgierigheid. Het baasje zat met de baby op de bank en heel voorzichtig kwam Tonnie dichterbij. ‘Zou ze het durven?’ Heel voorzichtig stak ze haar kop uit, ze kwam nog iets dichterbij, en nog iets, en nog iets, tot haar hoofd de blote voetjes van de baby raakt. ‘Oei, wat gek, wat… wat, voelt dat lekker!’ En Tonnie doet het nog eens. ‘Wat fijn, dat had ze niet verwacht. Warm en zacht. Die wil ze nog wel eens voelen. Babyvoetjes!

 

Een huisgenoot erbij

De afgelopen tijd was het Tonnie en Marie al wel opgevallen dat er iets veranderd was in huis. Het baasje was wat dikker geworden, er waren allemaal spullen verschoven in huis en er was met veel lawaai een nieuw muurtje neergezet waardoor er een extra kamertje was bijgekomen. Maar het baasje was ook veel meer thuis geweest dan normaal, dus het was al met al toch best gezellig geweest. Niets in ieder geval om je echt zorgen over te maken. Maar nu was het toch anders. De baasjes waren een hele dag weggeweest, ze hadden geen eten gekregen en toen de baasjes terugkwamen, hadden ze iets vreemds meegenomen. Het had een geur die ze niet kenden en het maakte bewegingen die ze nog nooit eerder hadden gezien. Ze konden het niet goed zien, want het bleef de hele tijd bij het baasje in de buurt.

‘Wat zou het zijn?’ fluisterde Tonnie tegen Marie. ‘Ik weet het niet’, zei Marie, ‘durf jij te kijken?’ Ze aarzelden, ze vertrouwden het niet helemaal.

Uiteindelijk sprong Tonnie als eerste op bed. Marie sprong haar achterna, zij wilde het toch ook wel heel graag zien. Maar toen ze vlakbij waren, gebeurde er iets vreselijks: het vreemde wezen begon opeens heel veel geluid te maken. ‘Weeeeeeeeeeee’. Tonnie schrok zo, haar haren schoten van schrik overeind. Marie rende zo hard als ze maar kon op haar korte poten naar de andere kant van de kamer.

Dat was de eerste keer geweest, het was nu wel minder schrikken, maar dit rare wezen bleef de hele tijd dat vervelende geluid maken. ‘Weeeeeeeeeeee’. En het duurde soms best lang voordat het geluid weer gestopt was.

‘Wat is dit voor iets vervelends?’ Tonnie en Marie keken elkaar aan. Marie schudde haar kop, ze wist het niet en haalde haar schouders op. ‘Ik ga wel aan de andere kant van het huis liggen’, zei ze, en ze liep naar de badkamer waar ze op een stapel schone handdoeken ging liggen. Maar lang rust had ze hier ook niet, er was met dit schreeuwende wezen ook een strenge vrouw in huis gekomen die de boel de hele tijd controleerde en schoonmaakte. Zij vond katten op handdoeken maar vies. ‘Ga weg jij daar’, siste ze, en ze trok de handdoeken onder Marie vandaan. Marie zuchtte en ging op een rieten mand liggen. ‘Wat een drukte hier in huis.’

Maar Tonnie kon er niet tegen, ze werd er gestrest van, ze wilde weten wat hier aan de hand was. ‘Wat is dit voor een wezen dat zulk verschrikkelijk geluid kan maken?’ Elke keer als ze het hoorde rende ze weg, maar ze kon het niet uit haar hoofd zetten. ‘Weeeeeeeeeeeeeee.’ Daar was het geluid weer. Het ging dwars door alles heen. Ze sprong op de kast, maar ook daar hoorde ze het. ‘Weeeeeeeee’. Ze kroop achter de wasmachine, maar ook dat maakte niet uit. Daar was het weer: ‘Weeeeeeeeeee.’

‘Het is een baby’, legde het baasje aan Tonnie uit, en ze blijft hier wonen. ‘Kijk maar dit is ze’. Maar Tonnie rende gelijk weg. Straks begon het geluid weer. Ze wist niet wat ze moest doen. ‘Waar kon ze schuilen hier in huis?’ Toen het ’s nachts ook weer begon, ‘Weeeeee’, kon ze er niet meer tegen en ze rende vanuit haar schuilplaats naar het bed toe waar dat vreemde wezen lag te schreeuwen en ze zette met volle kracht haar nagels in de grote poster die daar aan de muur hing. ‘Néé’, riep het baasje nog, ‘dat is mijn lievelingsposter!’ Maar het was al te laat. ‘Ratsj ‘, het ding was doormidden gescheurd. Tonnie keek treurig naar het baasje. Nu was zij ook nog boos. Ze rende weg, nu was het nog minder leuk hier in huis. ‘Stomme baby!’ Riep Tonnie en ze kroop dicht tegen Marie aan en legde haar poten over haar oren. Het beloofde een zware zomer te worden voor Tonnie en Marie. Daar begon het alweer: ‘Weeeeeeeeeee.’