‘Oei, Marie, ik moet zo nodig!’ roept Tonnie.
‘Wat moet je zo nodig?’ vraagt Marie en ze kijkt verbaasd op. ‘wil je wat eten?’
‘Nee, niets eten, ik moet zo nodig!’ roept Tonnie en ze springt op en neer.
‘Het mag hoor, wat eten, hier kom maar, ik ben zo klaar’, zegt Marie en ze neemt nog snel een hap uit haar bakje.
‘Nee’, roept Tonnie, nu een beetje boos, ‘dat bedoel ik niet, ik moet zo nodig, snap je?’ Ondertussen loopt Tonnie als een ijsbeer door het huis. Ze krabt met haar poten op de vloer.
‘Nee, ik snap het niet, waarom doe je zo raar, Tonnie?,’ zegt Marie, ‘houd op met dat ongedurige gedoe, kom op de bank liggen.‘
Ik kan het bijna niet meer ophouden, schreeuwt Tonnie nu, ik moet zo nodig!
‘Maar wat dan? Moet je zo nodig ergens heen?’ vraagt Marie. ‘Waar dan?’
‘Nee, ik moet nergens heen! Ik kan me helemaal niet meer concentreren, ik moet zo nodig. Pas dan kan ik weer ergens heen.’
‘Ik snap echt niets van je, Tonnie,’ zucht Marie, ‘wat is nu het probleem?’
‘Snap je dan echt niets? Ik moet naar de WC! roept Tonnie.
Naar de WC? Maar, dan kan je toch hier gewoon om het hoekje? Daar is de bak. Ik snap inderdaad helemaal niets. Marie haalt haar schouders op.
‘Die bak is vies. Ik durf er niet meer op. Het baasje had het gister moeten verschonen. Ik snap niet hoe hij dat nu kan vergeten. Nu kan ik niet naar de wc.
Aaah en ik moet zo nodig! Tonnie barst bijna in snikken uit.
‘Gewoon je neus dicht knijpen, en niet nadenken, dat doe ik ook zo vaak.’ Zegt Marie en ze slaat een poot om Tonnie heen.
‘Maar ik vind dat echt vies, ik kan het gewoon niet,’ Piept Tonnie, ‘dan komt die viezigheid aan mijn poten en ik kan nergens een goed gat graven. Nee, ik wil het niet. Ik houd het wel op, tot het baasje vanavond thuis komt.’
‘Ja, dat moet dan maar’, zegt Marie. ‘Probeer maar zoveel mogelijk aan andere dingen te denken..’
Maar ik vind het zo moeilijk, ik kan het bijna niet meer ophouden.. roept Tonnie en van gekkigheid rent ze door het huis. Maar dan ziet ze iets, ze stopt, ‘Oh daar is een grote bak met schone was van het baasje.’ Hij staat onder het bureau geschoven. ‘Als ze daar nu voorzichtig een heel klein plasje zou doen, dat heeft toch vast niemand door?’ En heel stiekem loopt ze naar het bureau toe. Ze kijkt over haar schouder, Marie ligt op de bank en heeft haar ogen alweer dichtgedaan. Ze sluipt er naar toe en gaat er inzitten, net alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Ze snuift even, ‘mmm wat ruikt dat heerlijk fris die was’, en dan voelt ze hoe alles zich weer ontspant in haar lichaam. ‘Aaah, wat een opluchting.’
’s Avonds zitten de baasjes op de bank. Ze kijken al de hele tijd om zich heen. ‘Wat is dat toch voor een geur? Waar komt dat vandaan. Iets ruikt hier niet fris.’ Ze lopen door huis en zoeken overal. Maar opeens roept het baasje: ‘oh nee, wat is hier nu weer gebeurd? Tonnie, ben jij dat geweest? Foei, je weet toch dat dat niet mag? Nu stinkt alles naar kattenpis en moeten we onze kleren nog eens wassen.
Tonnie kijkt sip. Haar staart gaat naar beneden en haar kop richt zich naar de vloer. ‘Maar’, mompelt ze, ‘jullie hadden de kattenbak toch moeten verschonen? Het is jullie schuld. Snappen jullie dat niet?’