Tonnie en Marie staan voor de spiegel en kijken naar zichzelf.
Eigenlijk heet ik Antoinette, zegt Tonnie.
‘Oh?’ Zegt Marie. ‘Nou en?’, en ze veegt met haar poot over haar oor waardoor die dubbel klapt.
Het betekent dat ik eigenlijk heel sjiek ben.
Ik heb anders blauw bloed.
Ben jij van adel? Vraagt Tonnie.
Ja, in mijn paspoort staat dat mijn vacht kobalt kleurig is met rood.
Echt? Lacht Tonnie. Staat dat er in? Jij bent toch gewoon grijs met een paar rode vlekken op je zij.
Kijk naar jezelf, jij ziet er eerder uit alsof je zo uit de lappenmand komt met je zwart, rood en wit helemaal door elkaar.
We zijn anders wel zusjes hoor, zegt Tonnie en ze steekt haar tong uit naar Marie.
‘Ik weet anders wel mooi dat we zijn geboren in de grachtengordel van Amsterdam in een heel mooi huis.
Ja dat weet ik ook. En dat onze oma een echte raskat was.
Maar ja, toen is het mis gegaan.
‘Er kwam rood bloed in de blauwe lijn.’
Schijnbaar vielen onze oma op een rode kater en onze moeder had dezelfde zwakte.
Nou ik vind het anders ook maar wat mooi hoor. Rood met blauw.
‘Nee, zwart wit en rood. Dat is pas mooi! Kijk eens hoe mijn vacht glanst.’
Wij zijn alle kleuren samen.
Ja wij zijn veel mooier dan alle raskatten van de hele wereld bij elkaar.
Wij hebben tenminste niemand die op ons lijkt.
Precies wij zijn uniek.
Laten we nog eens goed naar onszelf kijken.